Eiken van Poot

zomereik
Quercus robur

In de noordoostelijke hoek van het Westduinpark, op een oude strandwal ingeklemd tussen Duindorp en de Vogelwijk, liggen de Bosjes van Poot. Hier stond rond 1650 de boerderij van Thymon van Veen. Hij verkocht zijn perceel aan baron Van Boetzelaer, die hier een buitenplaats van maakte: landgoed Houtrust. De baron liet er eikenhakhoutwallen aanleggen, een plantage. Elke tien jaar werden de stammen afgezaagd. Van de schors werd leerlooistof gemaakt, het hout werd verkocht als brandhout. Op de beroemde kaart van Cruquius (1712) staan die houtwallen afgebeeld.

Koning Willem II werd in 1833 eigenaar van het landgoed. Zijn kleindochter Elisabeth van Saksen-Weimar-Eisenach woonde er. Zij had de koddebeiers (boswachters) Willem en Jacob Poot in dienst om het gebied te bewaken, het bos te beheren en de koninklijke jachtpartijen voor te bereiden. Toen Den Haag het gebied ging beheren, kwam Jacob in dienst van de gemeente. Houtrust werd in de volksmond de Bosjes van Poot genoemd, een naam die inmiddels is verzilverd. 

De aangeplante eiken werden niet meer als hakhout gebruikt. Maar de eiken bleven staan. Op verschillende plekken is nog steeds goed te zien dat hier ooit een hakhoutbos groeide. Een dendrologisch onderzoek van de WUR (Wageningen Universiteit en Researchcentrum) in 2008 wees uit dat een aantal van de aanwezige eikenstoven geplant zijn rond 1840. Daarmee vertegenwoordigen deze bomen een belangrijke natuur- en cultuurhistorische waarde.